Speelgelegenheid
Formalisering en bewaking inzake speelgelegenheid
We gaan uit van het principe: wie traint moet kunnen spelen.
Alle opgeroepen veldspelers krijgen per wedstrijd minstens 50% van de totale speeltijd. Bovendien moet indien mogelijk het maximale aantal gereglementeerde spelers worden opgeroepen. Er mogen geen spelers van een andere leeftijd worden doorgeschoven indien hierdoor spelers van de doelgroep worden geweerd. Het dubbel spelen kan enkel om een onvolledige ploeg aan te vullen bij kwetsuren, verlof, enz. en als er uit dezelfde leeftijdsgroep geen andere spelers ter beschikking zijn.
De attitude van de speler voor, tijdens en na trainingen en wedstrijden bepaalt mede deze regel betreffende de speelgelegenheid.
Het is de bedoeling een permanente registratie te hebben van de speelgelegenheid.
Ontwikkelingsfase 1 (5 tegen 5)
Voor veldspelers zijn de volgende principes geldig:
Wie traint moet kunnen spelen.
Alle veldspelers krijgen per wedstrijd minstens 50% van de totale speeltijd.
Indien een nieuwe speler aansluit op latere leeftijd (vb eerste voetbalseizoen met de miniemen) zal er in overleg met de trainer en speler beslist worden wanneer hij speelt.
Het is niet altijd wenselijk in het belang van de speler dat hij direct inzetbaar is voor wedstrijden. Vaak zal dit pas zijn na een aantal trainingssessies.
Voor keepers zijn de volgende principes geldig:
Wie traint moet kunnen spelen.
Indien er per categorie 2 teams zijn kan hiertussen een wisselwerking bestaan.
Indien er 2 keepers per categorie zijn, zal er in onderling overleg een beurtrol afgesproken worden. Dit in overleg met keeperstrainer.
Indien een nieuwe speler aansluit op latere leeftijd (vb eerste voetbalseizoen met de miniemen) zal er in overleg met de trainer en speler beslist worden wanneer hij speelt.
Het is niet altijd wenselijk in het belang van de speler dat hij direct inzetbaar is voor wedstrijden. Vaak zal dit pas zijn na een aantal trainingssessies.
Ontwikkelingsfase 2 (8 tegen 8)
Voor veldspelers zijn de volgende principes geldig:
Wie traint moet kunnen spelen.
Alle veldspelers krijgen per wedstrijd minstens 50% van de totale speeltijd.
Indien een nieuwe speler aansluit op latere leeftijd (vb eerste voetbalseizoen met de miniemen) zal er in overleg met de trainer en speler beslist worden wanneer hij speelt.
Het is niet altijd wenselijk in het belang van de speler dat hij direct inzetbaar is voor wedstrijden. Vaak zal dit pas zijn na een aantal trainingssessies.
Voor keepers zijn de volgende principes geldig:
Wie traint moet kunnen spelen.
Indien er per categorie 2 teams zijn kan hiertussen een wisselwerking bestaan.
Indien er 2 keepers per categorie zijn, zal er in onderling overleg een beurtrol afgesproken worden. Dit in overleg met keeperstrainer.
Indien een nieuwe speler aansluit op latere leeftijd (vb eerste voetbalseizoen met de miniemen) zal er in overleg met de trainer en speler beslist worden wanneer hij speelt.
Het is niet altijd wenselijk in het belang van de speler dat hij direct inzetbaar is voor wedstrijden. Vaak zal dit pas zijn na een aantal trainingssessies.
Ontwikkelingsfase 3 (11 tegen 11)
Voor veldspelers zijn de volgende principes geldig:
Wie traint moet kunnen spelen.
Voor gewestelijk team blijft 50% van toepassing
Voor een provinciaal team zal elke opgeroepen speler minimaal 35% speelgelegenheid worden gegeven.
Indien een nieuwe speler aansluit op latere leeftijd (vb. eerste voetbalseizoen) of via een overgang zal er in overleg met de trainer en speler beslist worden wanneer hij speelt.
Het is niet altijd wenselijk in het belang van de speler en de groep dat hij direct inzetbaar is voor provinciale wedstrijden. Vaak zal dit pas zijn na een aantal trainingssessies
Voor keepers zijn de volgende principes geldig:
Wie traint moet kunnen spelen.
Indien er per categorie 2 gewestelijke teams zijn en 2 of meer doelmannen kan hiertussen een wisselwerking bestaan. In overleg met de keeperstrainer zal er onderling een beurtrol afgesproken kunnen worden.
Indien er per categorie 2 teams zijn waarvan één provinciaal team zal in samenspraak met de keeperstrainer voor het provinciaal team één vaste doelman worden aangeduid.
Indien een nieuwe speler aansluit op latere leeftijd (vb eerste voetbalseizoen met de miniemen) zal er in overleg met de trainer en speler beslist worden wanneer hij speelt.
Het is niet altijd wenselijk in het belang van de speler dat hij direct inzetbaar is voor wedstrijden. Vaak zal dit pas zijn na een aantal trainingssessies.
Het is de bedoeling een permanente registratie te hebben van de speelgelegenheid
Er wordt een opvolgingssystematiek ontwikkeld van de 50% regel
Ontwikkelingsfase 4 (11 tegen 11)
Voor veldspelers zijn de volgende principes geldig:
Wie traint moet kunnen spelen.
Voor gewestelijk team blijft 50% van toepassing
Voor een provinciaal team zal elke opgeroepen speler minimaal 35% speelgelegenheid worden gegeven.
Indien een nieuwe speler aansluit op latere leeftijd (vb. eerste voetbalseizoen) of via een overgang zal er in overleg met de trainer en speler beslist worden wanneer hij speelt.
Het is niet altijd wenselijk in het belang van de speler en de groep dat hij direct inzetbaar is voor provinciale wedstrijden. Vaak zal dit pas zijn na een aantal trainingssessies
Voor keepers zijn de volgende principes geldig:
Wie traint moet kunnen spelen.
Indien er per categorie 2 gewestelijke teams zijn en 2 of meer doelmannen kan hiertussen een wisselwerking bestaan. In overleg met de keeperstrainer zal er onderling een beurtrol afgesproken kunnen worden.
Indien er per categorie 2 teams zijn waarvan één provinciaal team zal in samenspraak met de keeperstrainer voor het provinciaal team één vaste doelman worden aangeduid.
Indien een nieuwe speler aansluit op latere leeftijd (vb. eerste voetbalseizoen) of via een overgang zal er in overleg met de trainer en speler beslist worden wanneer hij speelt.
Het is niet altijd wenselijk in het belang van de speler en de groep dat hij direct inzetbaar is voor provinciale wedstrijden. Vaak zal dit pas zijn na een aantal trainingssessies.